FabLab+

Creatief laboratorium

STAP 5: Bereid je bestand voor in de software

Deze pagina in nog in opbouw!

 


FIXUP

Mesh-software / STL tools

Er zijn verschillende programma's op de markt om .STL-bestanden te analyseren, te bewerken en te repareren. We noemen deze programma's mesh-software. Dergelijke programma's geven mogelijke fouten weer in het 3D-object en laten je deze herstellen voordat je het bestand naar de 3D-printer stuurt.

Verder kunnen deze programma's je 3D-model ook nog aanpassen, bijvoorbeeld door het te schalen, te roteren, af te snijden, te vervormen en soms ook digitaal te beschilderen.

Deze programma's functioneren vaak ook als fileconverter, ze importeren meestal vele soorten 3D-bestandsformaten en exporteren deze bestanden meestal vlotjes als .STL-bestand (en soms ook het .OBJ-bestandsformaat).

 

   

NetFabb
www.netfabb.com

  • importeert vele bestandsformaten
  • model langs alle kanten bekijken en inzoomen
  • laat direct weten of er fouten in de mesh zitten
  • Netfabb Basic (=gratis, maar beperkt)
  • Netfabb Private (€ 239)
  • Netfabb Professionale (€ 1.499)
   

MeshLab
http://meshlab.sourceforge.net

  • gratis, open source, bestaat sinds 2005
  • zeer veel functionaliteiten
  • kan met grote bestanden en grote hoeveelheid data overweg
  • analyseert en repareert op diverse niveaus
  • reparaties zijn van hoge kwaliteit
  • nadeel: geen mooie vormgeving
   

Meshmixer
www.meshmixer.com

  • software van Autodesk
  • analyse- en reparatiegereedschappen
  • sculpting
  • mogelijkheid om 3D-modellen te bewerken
  • tekengereedschap aanwezig
  • objecten kunnen voorzien worden van patronen en structuren
  • mogelijkheid om supportmaterialen aan te brengen
  • mogelijheid om te bewaren als afbeeldingen (met o.a. diverse shaders)
       

Check ook: https://all3dp.com/best-3d-printing-software-tools/

 


SLICEN / PRINTERCLIENTSOFTWARE

Wat is slicen?

Voordat je een 3D-model kan printen moet het object eerst worden omgezet in de zogeheten .GCODE, die instructies voor de 3D-printer bevat.
Bij deze bewerking wordt het .STL-bestand dus omgezet in een reeks opdrachten. Hierdoor weet de printer bijvoorbeeld naar waar hij zijn printkop moet bewegen en waar er filament moet worden toegevoegd.

Het 3D-model wordt hierbij door de software als het ware in laagjes (slices) opgedeeld.

Vergelijkbaar met deze technologie is een CT scan die we kennen uit het ziekenhuis, de CT scan kan namelijk hele dunne plakjes van het lichaam maken, als je deze laagjes zou opstapelen dan zou je een driedimensionaal model van je lichaam hebben.

Tijdens het slicen kunnen we verschillende parameters meegeven, bv:

  • dikte van de lagen
  • dikte van de onder-/bovenlaag
  • dikte van de randen
  • mate van de opvulling
  • snelheid van de printmotoren
  • dikte van het filament
  • smelttemperatuur

Iedere 3D-printer heeft zijn eigen specifieke kenmerken en aansturing, o.a. de vorm, lengte, breedte van de grondplaat, de prinhoogte, het soort filament, …).

De slicer moet dus nauw samen werken met de stuursoftware van iedere desbetreffende type printer. Voor iedere type printer zal je dus in de software aangepaste parameters moeten ingeven.

Na het slicen wordt de .STL opgeslagen als een .GCODE.

Deze .GCODE wordt via een USB- of wifiverbinding naar de 3D-printer gestuurd. In andere gevallen (zowel bij de Ultimaker II als bij de TripodMaker) dien je de .GCODE op een SD-kaart op te slaan en zo naar de 3D-printer te brengen.

 

Overhangende delen (overhang) en steunmateriaal (support)

Je kan in de meeste slicers weliswaar ook de optie 'steunmateriaal' inschakelen. Objecten met een overhang van minder dan 45° kan je moeilijk of niet printen zonder een tijdelijke steunstructuur. De slicer creëert kleine steunpilaren die je na de print dient te verwijderen.

3D-printen - Ultimaker II en Tripodmaker - Cura

 

 

Ultimaker: Cura
https://ultimaker.com/en/products/cura-software

Cura is een slicer die ontwikkeld is door Ultimaker. Het programma is open source en kan dus gratis gebruikt worden (ook al heb je dus zelf geen 3D-printer).
Het programma is vanzelfsprekend te gebruiken voor de Ultimaker II.
Andere machines kan je zelf manueel toevoegen.

 

TripodMaker toevoegen in Cura.
Ga naar het menu Machine >> Add New Machine. Kies je machine: Other, kies: Custom en geef onderstaande parameters in.

    

Opgelet! Een .GCODE die gemaakt wordt voor een Ultimaker II kan nooit gebruikt worden op een Tripodmaker en omgekeerd. Het is dus belangrijk om in Cura de juiste machine te selecteren bij het opmaken van de .GCODE en nadien ook daadwerkelijk enkel die machine te gebruiken.
 

Cura: basis instellingen
Ga eerst in de menubalk naar Expert >> Switch to Full settings.
Je zal merken dat er meer instellingen verschijnen onder de drie nieuwe tabbladen:  Basic, Advanced en Plugins.

Basic settings: Quality (Kwalitieit)

  • Layer height (mm): De hoogte van elke laag.
    Dit is één van de belangrijkste instelling om je afdrukkwaliteit, maar ook je printtijd, aan te passen.
    Gebruikelijke instellingen zijn:
    • 0.2mm voor een lage afdrukkwaliteit;
    • 0.1mm voor een medium afdrukkwaliteit;
    • 0.06mm voor een hoge afdrukkwaliteit;
    • 0.02mm voor een ultra hoge afdrukkwaliteit.

  • Shell Thickness (mm): De dikte van de zijkanten.
    Bij het afdrukken, van bijvoorbeeld een eenvoudige kubus, is dit de dikte van de zijvlakken. Door deze instelling te verhogen versterk je het uiteindelijke object.
     
  • Enable retraction: terugtrekking inschakelen.
    Bij het aanvinken van deze instelling voorkom je dat er ongewenst draden worden getrokken bij het bewegen van de printkop tussen de, uit elkaar liggende, af te drukken onderdelen. Deze dunne lijnen worden strings genoemd. De optie enable retraction is meestal ingeschakeld, wat de printtijd groter maakt.
    Sommige modellen zonder gaten vereisen geen intrekking, in zulke gevallen is deze optie niet van toepassing.
    Sommige materialen laten deze optie niet toe.

Basic settings: Fill (Opvulling)

  • Bottom/Top thickness (mm): de onderste/bovenste laagdikte.
    Dit is de wanddikte van de boven- en onderzijde van je te printen object. Bij het afdrukken van bijvoorbeeld een eenvoudige kubus is dit de bovenste zijde en de onderste zijde. Door deze parameter te verhogen zal de bovenkant en onderkant meer solide (dikker) geprint worden wat de stevigheid van je object ten goede komt.
    Normaal gesproken maak je deze opvulling niet dichter dan 60%, tenzij je echt een erg solide object wil hebben. Een Opvulling van 20% is doorgaans prima voor allerlei alledaagse objecten.
     
  • Fill Density (%): opvuldichtheid
    De binnenkant van je object kan tijdens het printen hol, vol of met een structuur opgevuld worden. Een structuur is noodzakelijk om je object sterker te maken en om de bovenste lagen te ondersteunen. Met deze instelling bepaal je dus de hoeveelheid opvulling. Meer opvulling maakt sterkere objecten maar duurt langer om te printen. Wanneer je object niet noodzakelijk strek moet zijn kan je de instelling  op 5% zetten, wat nog voldoende ondersteuning geeft voor het maken van de bovenlagen.

Basic settings: Speed & Temperature (Print snelheid en Temperatuur)

  • Print speed (mm/s): Print snelheid
    Dit is de afdruksnelheid maarmee je object geprint zal worden. De standaard van 50mm/s is eigenlijk een beetje laag voor onze printers, maar is wel een veilig uitgangspunt om te starten. Je kan meestal tijdens het printen de snelheid manueel nog opvoeren. Het is best mogelijk om te printen met een snelheid van 120mm/s, maar dan is wel een goed gekalibreerde en getunede machine noodzakelijk.

 

 

3D-printen - Ultimaker II en Tripodmaker - Repetier Host

Ba chóir go mbeadh an téacs !

 

3D-printen - Roland MonoFab-ARM10 - MonoFab Player AM

Ba chóir go mbeadh an téacs !

 

3D-printen - Stratasys Objet30 - Objet Studio Stratasys

Ba chóir go mbeadh an téacs !

 

3D-frezen - Roland MonoFab-SRM20 & MDX40 -

Ba chóir go mbeadh an téacs !